Honkbal en Softbal zijn teamsporten. Je speelt met je eigen team tegen één ander team. In Nederland heten deze sporten Honkbal en Softbal, maar wereldwijd zijn ze bekend als Baseball en Softball (of Fastpitch).

Rondjes rennen

Slaan en rennen. Daar draait het om bij honkbal/softbal. Met een houten of aluminium knuppel probeer je een bal die op je af gegooid wordt zo goed mogelijk weg te slaan. Zodra je de bal raakt zet je het op een lopen. Op het speelveld liggen vier ‘honken’. Raak je die vier punten op het veld aan met je voet, dan scoor je een punt. Je moet dus een flink rondje rennen wil je alle honken raken. Gelukkig mag je tussentijds ook uitrusten op zo’n honk.

Uit!

Wanneer jij de bal slaat, moeten je tegenstanders die bal zo snel mogelijk zien te pakken. Is de bal eerder bij een honk dan jij, dan mag je niet meer verder rennen. Daarom staat op ieder honk een ‘honkman’. Heeft de honkman de bal te pakken en tikt hij het honk eerder aan dan jij, dan ben je af. Ook als de bal gevangen wordt voordat hij de grond raakt ben je in één keer uit. En als je drie keer achter elkaar misslaat moet je op de bank gaan zitten.

Verschil in honkbal en softbal

Bij softbal zijn de afstanden van het speelveld, de grootte, kleur en de zwaarte van de speelbal anders dan bij honkbal. Een verschil, dat direct opvalt, is dat bij honkbal de werper de bal bovenhands aangooit, terwijl bij softbal dit onderhands moet gebeuren.  De rest van de spelregels zijn in grote lijnen hetzelfde, uitgezonderd het loslaten van een honk. Dit mag bij softbal pas gebeuren als de pitcher de bal heeft losgelaten, terwijl dat bij honkbal altijd mag.